Zeeslagen "overig"

Zeeslagen "overig"

Tussen de Engelse Oorlogen was de Republiek regelmatig betrokken bij andere oorlogen en schermutselingen. Vaak tegen Frankrijk, Portugal, Spanje, diverse kapers (Barbarije, Duinkerken) of aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. We noemen deze periodes wel het “Interbellum”. Michiel kreeg overigens zijn eerste ervaring met de marine al ver voor zijn zelf verkozen pensioen in 1650 en dus vóór de Eerste Engelse oorlog.

In 1641 wordt hij gevraagd een konvooi te vormen van VOC-schepen die nabij Zuid Portugal liggen en hen veilig naar de Republiek te begeleiden. Zij durven zonder militaire ondersteuning niet terug te keren naar de Noordzee. Onder Admiraal Gijsels wordt hij tijdelijk kapitein en Schout bij Nacht. (oorspronkelijk: bewaker van de achterhoede van het eigen vlootverband)

Bij Kaap St. Vincent vindt een slag plaats waar zijn collega’s zo laf zijn, dat Michiel hen liefst zelf had berecht voor hun gedrag. Hij zweert nooit meer dienst te doen in de marine. Dat zou even anders lopen…

Tussen de Engelse oorlogen door was het feitelijk ook nooit rustig. Dan weer was er mot met de Fransen, de Portugezen, de Spanjaarden of werd er plots tol geheven in de doorgang tussen Denemarken en Zweden, de Sont. De samenwerking tussen landen wisselde continu. Er zou een notitie in het scheepsjournaal staan waarin Michiel stelt: “Kwamen een groot Portugees fregat tegen. Niet wetende of wij met hen in oorlog zijn groeten we vriendelijk en vervolgen onze weg”. Een paar dagen later stelt hij: “Komen een kleine Portugese bark tegen. Niet wetende of wij met hen in oorlog zijn embarkeren we het en nemen buit”. Het kon verkeren in die tijd…

Zo kon het ook gebeuren, dat een Franse leerling die enkele zeeslagen aan Michiel’s zijde had meegemaakt tijdens de strijd waar hij het leven liet tegenover hem stond. Admiraal Markies Duquesne had echter zo’n respect voor zijn leermeester, dat hij twee fregatten opdracht gaf het lichaam van Michiel te begeleiden tot het Kanaal. Deze opdracht zou zelfs van de Franse koning Lodewijk XIV hebben kunnen komen. De bewijslast voor deze anekdote is nog niet gevonden, maar sterke aanwijzingen houden de zoektocht gaande.